Als er één plek is waar de transitie op het gebied van energie en grondstoffen voelbaar is, is het de haven van Rotterdam. Van oudsher is Rotterdam een haven die draait op fossiele brandstoffen en energie. En in de loop der jaren is het ‘systeem’ in het havengebied steeds verder geïntegreerd. Het is een krachtig cluster. Maar met het oog op de decarbonisatie ondergaat de haven een ware transformatie. Hieronder een overzicht van de ambities en concrete projecten.

Wil de haven van Rotterdam toekomstbestendig blijven, dan zal ze zich moeten aanpassen. Bedrijven werken er nauw samen en synergieën zijn ontstaan waardoor de haven een krachtig cluster vormt. Maar de wereld verandert en zoals Darwin al zei, zijn het niet de sterksten die overleven maar degenen die zich het beste aanpassen aan verandering. De haven zet dus in op een transformatie.

Dankzij de aanleg van een waterstof­infrastructuur zijn waterstof en ammoniak inmiddels codewoorden waar niemand meer omheen kan. Zowel op het gebied van productie – denk aan Holland Hydrogen 1 van Shell op de Maasvlakte – als op het gebied van import en opslag, getuige het grote aantal (uitbreidings)projecten op dit vlak én de levering aan het achterland.

Maar de overgang naar een circulaire economie uit zich ook in andere vormen. Van de bouw van een biobrandstoffenfabriek bij Shell tot de miljoenen­investering bij Neste en verschillende initiatieven op het gebied van recycling, van batterijen tot plastic afval. Decarbonisatie gaat bovendien hand in hand met de afvang en opslag van CO2. Het was voor de Rotterdamse haven dan ook belangrijk dat eind vorig jaar de definitieve investeringsbeslissing werd genomen voor Porthos. Met het Rotterdamse pathos “geen woorden maar daden” stoomt de haven zich klaar voor de toekomst.

Beeld 1 & 2: Waterstof en ammoniak

Het (voorlopig) enige project dat op dit moment wordt gerealiseerd, is Holland Hydrogen I dat Shell op de Tweede Maasvlakte bouwt. Foto: Shell / Plotvis

Nederland wil een belangrijk knooppunt worden voor waterstof. Rotterdam heeft goede papieren om dé hub van Europa te worden. Er wordt hard gewerkt aan import-, opslag- en transportinfrastructuur voor waterstof en ammoniak. Want waterstofdrager ammoniak zal voor een deel van de import per schip uit allerlei delen van de wereld zorgen. Maar laten we ook de plannen voor lokaal geproduceerde groene waterstof niet vergeten.

Het is de ambitie van Nederland om een belangrijke hub voor waterstof te worden. Naast eigen binnenlandse productie zal volgens schattingen ongeveer de helft van de benodigde waterstof moeten worden geïmporteerd. Het havenbedrijf Rotterdam voorziet een import van achttien miljoen ton waterstof via Rotterdam in 2050. In de afgelopen paar jaar ondertekende het Rotterdamse havenbedrijf een groot aantal intentieverklaringen met diverse partijen wereldwijd voor het opzetten van waterstofcorridors. Hierbij richt het havenbedrijf zich op landen waar de productie van groene waterstof economisch aantrekkelijk is door de aanwezigheid van goedkope groene stroom. Deze overeenkomsten passen bij de inzet van het kabinet om de import van waterstof vanuit het buitenland te garanderen. De overheid wil handelsrelaties op het gebied van waterstof met een brede groep landen om niet afhankelijk te zijn van een relatief kleine groep landen.

Wind- en zonne-energie

Zo sloot de haven een overeenkomst met de grootste haven van Ierland, Shannon Foynes. Voor de westkust van Ierland is veel windenergie beschikbaar die het land kan inzetten voor de productie van onder andere groene waterstof. Een internationaal consortium doet onderzoek naar de import van waterstof vanuit Schotland. Ook daar is een overvloed aan windenergie.

Import vanuit IJsland, dat waterkracht wil inzetten om waterstof te produceren, is eveneens onderzocht. En vanuit het Iberische schiereiland moet tegen 2030 ook een grote hoeveelheid waterstof en drager ammoniak naar Rijnmond worden vervoerd. Het havenbedrijf sloot onder andere een overeenkomst met het Spaanse Cepsa. Dat bedrijf ontwikkelt op haar twee Energy Parks in Andalusië projecten voor de productie van groene waterstof met een elektrolysecapaciteit van 2 GW. Het heeft er de beschikking over een grote hoeveelheid zonne-energie. De open access terminal van ACE Terminal moet het toegangspunt tot Nederland worden voor ammoniak als drager van groene waterstof vanuit Spanje. Maar de grootste haven van Europa zoekt het ook verderop als het gaat om import van dit belangrijke molecuul. Zo onderzoekt het de import vanuit onder andere Texas, Brazilië, Chili, Tasmanië en Canada.

Ammoniak

Om al deze import mogelijk te maken, is een uitbreiding van de infrastructuur voor import en opslag voorzien. Een groot deel van de waterstof zal worden geïmporteerd in de vorm van ammoniak of andere waterstofdragers. Volgens de Europese waterstofstrategie en het REPowerEU-plan, zal het gebruik van groene waterstof tegen 2030 oplopen naar zo’n twintig miljoen ton per jaar. Een vijfde van deze behoefte wordt in­­gevoerd in de vorm van ammoniak.

Naast de al genoemde ACE-Terminal zijn er in de Rotterdamse haven meerdere plannen voor importterminals voor ammoniak. Koole Terminals is één van de partijen die inspeelt op deze ontwikkelingen. Het bedrijf heeft plannen om op haar site in de Botlek een terminal voor ammoniak te bouwen. Als het project volgens plan verloopt, kan deze in 2027 operationeel zijn. En Air Products kreeg onlangs goedkeuring van de Europese Commissie om in aanmerking te komen voor subsidie in het kader van het vierde Important Projects of Common European Interest (IPCEI) programma voor waterstof (Hy2Move) voor het ammoniak-importproject dat het ontwikkelt met Gunvor Petroleum.

Koole Terminals heeft plannen om op haar site in de Botlek een terminal voor ammoniak te bouwen. Foto: Koole Terminals

Global Energy Storage (GES) en Provaris Energy ontwikkelen samen een importfaciliteit voor (gasvormig, gecomprimeerd) waterstof en gekoelde ammoniak op de locatie waar Gunvor eerst haar Stargate terminal opereerde. En OCI wil haar importterminal voor ammoniak uitbreiden. Onlangs kreeg het bedrijf goedkeuring voor de bouw van een nieuwe ammoniaktank met een capaciteit van zestigduizend ton. Hiermee zou de overslagcapaciteit van het bedrijf kunnen worden opgevoerd tot boven de drie miljoen ton per jaar.

Kraker

De geïmporteerde ammoniak kan na ontvangst in de haven worden “gekraakt” tot waterstof en stikstof. Achttien bedrijven, onder leiding van het Havenbedrijf Rotterdam, onderzoeken de mogelijkheden om een ammoniakkraker op de Maasvlakte te bouwen. Deze zou een jaarcapaciteit van een miljoen ton waterstof krijgen. Ammoniak wordt overigens niet alleen geïmporteerd om er weer waterstof van te maken. Het is immers ook een belangrijke grondstof voor de industrie. Ammoniak heeft bijvoorbeeld veel potentie als scheepsbrandstof. Het is in dat geval veel efficiënter om het direct als brandstof te gebruiken in plaats van het eerst in waterstof om te zetten.

Productie

De haven van Rotterdam richt zich overigens niet alleen op de import van waterstof. De gunstige ligging ten opzichte van een aantal offshore windparken maakt lokale productie van waterstof met groene elektriciteit extra interessant. De Maasvlakte moet een grote hub worden voor waterstofproductie. Hier is 24 hectare bestemd voor het conversiepark dat groene stroom van offshore windparken via elektrolyse omzet in groene waterstof.

Vattenfall en Copenhagen Infrastructure Partners (CIP) wonnen onlangs de tender om het offshore windpark IJmuiden Ver kavel Beta te ontwikkelen. Voor de ontwikkeling van dit kavel is specifiek gekeken hoe de opgewekte elektriciteit het beste kan worden geïntegreerd in het energiesysteem en hoe overbelasting van het stroomnet op land kan worden voorkomen. Vattenfall en CIP willen daarom een elektrolyzer met een capaciteit van 1 GW op de Maasvlakte bouwen.

Vattenfall en Copenhagen Infrastructure Partners (CIP) wonnen onlangs de tender om het offshore windpark IJmuiden Ver kavel Beta te ontwikkelen. Foto: Vattenfall / Jorrit Lousberg

De ambitie van het Havenbedrijf is om in 2030 2 à 2,5 GW elektrolyse-capaciteit te hebben gerealiseerd. Dat is een aanzienlijk aandeel van de nationale ambitie: in 2032 wil de Nederlandse overheid 8 GW aan elektrolysecapaciteit hebben geïnstalleerd.

Uitstel

Of alle geplande waterstofprojecten ook daadwerkelijk doorgang vinden, is nog maar de vraag. Uniper stelt de bouw van haar groene-waterstoffabriek in Rotterdam in ieder geval uit. Het bedrijf geeft aan dat het niet eerder dan in 2028 zal beginnen met waterstofproductie in de H2Maasvlakte-fabriek. Aanvankelijk was het plan om al in 2025 een waterstof­fabriek te realiseren met een capaciteit van 100 MW. Op termijn zou dit worden uitgebreid tot 500 MW.

Ook het project van HyCC en BP op de Maasvlakte haalt de startdatum van 2025 niet. Het is onbekend wat de nieuwe planning is voor dit project met een elektrolysecapaciteit van 250 MW. TNO publiceerde onlangs een studie naar de kosten van groene-waterstofproductie in Nederland. Het blijkt dat het tussen de dertien en veertien euro kost om een kilo waterstof te produceren, terwijl groene-waterstofproductie pas kan concurreren met grijze waterstofproductie bij een prijsniveau van één tot twee euro.

Het (voorlopig) enige project dat op dit moment wordt gerealiseerd, is Holland Hydrogen I dat Shell op de Tweede Maasvlakte bouwt. De fabriek gaat vanaf de tweede helft van dit decennium 60 ton waterstof per dag produceren. Hiervoor maakt het gebruik van elektriciteit die wordt opgewekt door windpark Hollandse Kust Noord van CrossWind, een joint venture van Shell en Eneco.

Transportnetwerk

Om de waterstof bij de gebruikers te krijgen, wordt een landelijk waterstofnetwerk gerealiseerd. Eind vorig jaar gaf Koning Willem-Alexander in Rotterdam hiertoe de aftrap. Het netwerk verbindt vanaf 2030 de grote industriële regio’s in Nederland met elkaar en met Duitsland en België. Het eerste deel van het waterstofnetwerk, een traject van meer dan dertig kilometer, loopt in Rotterdam van de Tweede Maasvlakte naar Pernis, en is naar verwachting in 2025 operationeel.

Het landelijke netwerk krijgt uiteindelijk een lengte van 1.200 kilometer en bestaat grotendeels uit bestaande aardgasleidingen die zullen worden hergebruikt. Het netwerk zal verbindingen hebben met grootschalige waterstofproductiefaciliteiten, importterminals in de zeehavens en bedrijven in binnen- en buitenland die waterstof gaan gebruiken om te verduurzamen.

Ook voor het transport van ammoniak naar het achterland zijn pijpleidingen de te verkiezen modaliteit. Er klinken al jaren geluiden over de onwenselijkheid van ammoniaktransport via het spoor of de weg. Daarom is het Delta Rhine Corridor project ook van belang. Delta Rhine Corridor is een pijpleidingensysteem voor onder andere waterstof, CO2 en ammoniak (en drie gelijkstroomverbindingen om energie vanaf windparken op zee aan land te brengen) van ongeveer 270 kilometer lang. Het traject loopt vanaf het Rotterdamse havengebied via Moerdijk, naar Chemelot in Geleen en vervolgens naar de Duitse grens. BASF, Gasunie, OGE en Shell willen dit grensoverschrijdende infrastructurele project gezamenlijk ontwikkelen.

Beeld 3: CO2

De partners in Porthos – EBN, Gasunie en het Havenbedrijf Rotterdam – ontwikkelen een project waarbij CO2 van de industrie in de Rotterdamse haven wordt getransporteerd en opgeslagen in uitgeproduceerde gasvelden onder de Noordzee. Foto: Porthos

CO2-afvang en -opslag staat bovenaan de agenda van veel bedrijven om de emissies terug te dringen. In april bracht het Planbureau voor de Leefomgeving het rapport Trajectverkenning Klimaatneutraal Nederland 2050 uit. Eén van de voorwaarden die het PBL ziet voor het behalen van klimaatneutraliteit in Nederland in 2050 is de beschikbaarheid van voldoende CO2-opslagcapaciteit. In principe is er voldoende ruimte om het gas op te slaan onder de zee: er kan ongeveer 1.600 megaton worden opgeslagen. Maar de hele waardeketen van CO2-afvang tot -opslag is nog niet op grote schaal ontwikkeld. De haven van Rotterdam kan de spil worden van deze nieuwe waardeketen.

Een belangrijk moment voor de ontwikkeling van CO2-opslag in Nederland was het positieve oordeel van de Raad van State over de effecten van de stikstofdepositie tijdens de aanleg van het Porthos-project. In augustus 2023 concludeerde de Raad van State dat het Porthos-consortium voldoende had aangetoond dat er geen significante effecten zijn op nabijgelegen natuurgebieden. In oktober namen de partijen de definitieve investeringsbeslissing en in april van dit jaar begon de aanleg.

De partners in Porthos – EBN, Gasunie en het Havenbedrijf Rotterdam – ontwikkelen een project waarbij CO2 van de industrie in de Rotterdamse haven wordt getransporteerd en opgeslagen in uitgeproduceerde gasvelden onder de Noordzee. De CO2 is afkomstig van Air Liquide, Air Products, ExxonMobil en Shell.

Gereserveerd

Met het oog op aansluiting op de toekomstige CO2-infrastructuur gaan zowel Air Liquide als Air Products een CO2-afvanginstallatie bouwen bij hun waterstoffabrieken. Beide installaties zouden net als Porthos in 2026 operationeel moeten zijn. Air Products vangt eveneens CO2 af bij de raffinaderij van ExxonMobil. En ook Shell investeert in CO2-afvang.

Het afgevangen CO2 gaat via een verzamelleiding naar een compressorstation. Daar vandaan wordt het via een onderzeese pijpleiding naar uitgeproduceerde gasvelden op zo’n twintig kilometer uit de kust gepompt. Het krijgt daar de definitieve opslagplaats in een afgesloten reservoir van poreus zandgesteente op drie tot vier kilometer onder de Noordzee. De genoemde bedrijven hebben de gehele (opslag)capaciteit van het project gereserveerd, ongeveer 37 megaton of 2,5 megaton per jaar gedurende vijftien jaar.

Aramis

Parallel aan Porthos wordt ook het CCS-project Aramis ontwikkeld. Aramis is de grote broer van Porthos, met een transportcapaciteit van 22 miljoen ton CO2 per jaar en een totale opslagcapaciteit van 400 megaton. In dit project werken Shell, TotalEnergies, Gasunie en EBN samen in de ontwikkeling van een CO2-infrastructuur in de Rotterdamse haven. Eind vorig jaar bereikte dit CCS-project de FEED-fase. De verwachting is dat het ontwerp in 2025 gereed is. Daarna nemen de partijen een definitieve investeringsbeslissing. De planning is dat het Aramis-project eind 2028 operationeel is.

Het onshore deel van de infrastructuur van Aramis zal naar verwachting op de Maasvlakte komen. Vanaf de Maasvlakte zal de ongeveer 200 kilometer lange Aramis offshore pijpleiding het CO2 naar de platforms van verschillende opslagbedrijven in de Noordzee transporteren.

CO2next

Direct gekoppeld aan het Aramis-project is de CO2next terminal op de Maasvlakte. Dit wordt het verzamelpunt voor het afgevangen CO2. Ook dit project heeft inmiddels de FEED-fase bereikt. Op deze locatie komt het compressorstation dat het CO2 op de juiste druk brengt voor transport via de zee-pijpleiding van Aramis. De terminal kan schepen met vloeibare CO2 ontvangen. En biedt ruimte voor tijdelijke opslag.

De terminal krijgt een opstartcapaciteit van ongeveer 5,4 miljoen ton CO2 per jaar. Dit kan groeien tot ongeveer 15 miljoen ton per jaar, afhankelijk van de marktvraag en de ontwikkeling van het Aramis-project en andere CCS-ketens. Als de definitieve investeringsbeslissing in 2025 wordt genomen, kan de terminal in 2028 starten. Het CO2next project wordt ontwikkeld door Vopak, Gasunie, Shell en TotalEnergies.

Delta Rhine Corridor

Voor wat betreft CO2-transport vanuit het achterland is het de bedoeling dat Rotterdam wordt verbonden via de Delta Rhine Corridor. Het gaat om een bundel van zes buisleidingen voor het ondergrondse transport van waterstof, aardgas, ammoniak, LPG, propeen en ook CO2. De buisleidingenbundel loopt tussen Rotterdam en Geleen, met een aftakking naar de Duitse grens. Gasunie inventariseert momenteel de interesse van potentiële klanten en shippers voor het Nederlandse deel van deze buizensnelweg. Onderdeel van de inventarisatie is ook een aftakking richting Zeeland en Antwerpen. Deze wordt apart ontwikkeld onder de naam Delta Schelde CO2nnection.

De Europese Unie heeft zowel Porthos als Aramis erkend als belangrijk project om de klimaatdoelen te halen. Ze hebben daarom de status Project of Common Interest verkregen. Dit betekent dat de projecten respectievelijk 102 en 124 miljoen euro subsidie mogen ontvangen van de Nederlandse overheid.

Beeld 4: Biobrandstoffen

Shell bouwt in Pernis een grote biobrandstoffenfabriek. Foto: Shell

Twee grote projecten in de Rotterdamse haven tekenen de overgang van fossiele naar alternatieve grondstoffen voor de productie van brandstoffen. Shell bouwt in Pernis een grote biobrandstoffenfabriek en het Finse Neste investeert maar liefst 1,9 miljard euro in haar Rotterdamse site.

Naast de twee mega-investeringen van Shell en Neste zijn ook andere ontwikkelingen te zien die te herleiden zijn naar de grondstoffentransitie. Zo hebben verschillende op- en overslagbedrijven, waaronder Advario, Koole en Rubis, plannen voor uitbreiding van de opslagcapaciteit voor biobrandstoffen. Ook werken er, hetzij meer in de luwte ten opzichte van de grote investeringen van Shell en Neste, diverse partijen aan de ontwikkeling van bioraffinage-projecten.

UPM en Gunvor

Hoewel er nog geen definitieve investeringsbeslissing is genomen, liet het Finse UPM in april weten dat het voortgang maakt in de gedetailleerde en basic engineering van de bioraffinaderij die het in Rotterdam wil bouwen. UPM wil in de bioraffinaderij verschillende reststromen omzetten in hernieuwbare brandstoffen, waaronder vliegtuigbrandstof. Het havenbedrijf Rotterdam heeft al een terrein op de Tweede Maasvlakte gereserveerd voor de eventuele investering van UPM. De bioraffinaderij krijgt een capaciteit van 500 kiloton per jaar.

Gunvor Energy Rotterdam werkt samen met Varo Energy aan de ontwikkeling van een grootschalige productiefaciliteit voor duurzame vliegtuigbrandstof (SAF), bio-nafta en biopropaan met een capaciteit van 350 kiloton per jaar. Het is de bedoeling dat de productie eind 2026 wordt opgestart. In 2022 liet het bedrijf weten plannen te hebben voor een biobrandstoffenfabriek op haar raffinaderij, die het in 2016 overnam van Kuwait Petroleum. Er was toen sprake van twee productielijnen, beide met een capaciteit van zo’n 350 kiloton per jaar. Tekenend voor de transitie is de naamsverandering van het bedrijf per 1 januari 2023: Gunvor Petroleum Rotterdam werd Gunvor Energy Rotterdam.

Shell

Hetzelfde geldt voor Shell Pernis. Vele generaties kennen de Shell site, die in 1902 in gebruik werd genomen, als de raffinaderij in Pernis. Maar met het oog op de energietransitie onderging de site een rebranding en gaat nu door het leven als Shell Energy & Chemicals Park Rotterdam. Hoewel Shell nog jarenlang fossiele grondstoffen zal gebruiken op de site, geeft het met de investering in een grote biobrandstoffenfabriek een duidelijk transitiesignaal af.

In 2021 nam het bedrijf de definitieve investeringsbeslissing om een faciliteit te bouwen voor de productie van hernieuwbare brandstoffen met een capaciteit van 820 kiloton per jaar. In de installaties kunnen veel verschillende reststromen als grondstof worden toegepast. Het gaat hierbij om gehydrogeneerde esters en vetzuren, zoals frituurvet, dierlijk vet en andere industriële en agrarische restproducten. Deze worden met waterstof in diverse brandstoffen omgezet. De nieuwe waterstoffabriek wordt gevoed met lichte restgassen uit de kraakinstallatie. Het vrijkomende CO2 wordt afgevangen en via het Porthos-project afgevoerd. In een eerste planning zou de installatie dit jaar nog worden opgestart. Shell spreekt nu over productie vanaf halverwege 2025.

Miljardeninvestering

Waar Ineos in Antwerpen miljarden steekt in haar Project One, staat Neste in Rotterdam voor een investering in dezelfde ordegrootte. Waar Ineos zich richt op de productie van etheen uit ethaan, investeert de Finse onderneming in de productie van hernieuwbare brandstoffen. Neste steekt 2,5 miljard euro in de site op de Maasvlakte, onder andere voor de bouw van een nieuwe bioraffinaderij die een jaarcapaciteit van 1,3 miljoen ton krijgt. Het bedrijf wil deze in 2026 in gebruik nemen. Op deze site heeft Neste al een raffinaderij voor hernieuwbare diesel in bedrijf met een capaciteit van 1,4 miljoen ton per jaar. Neste voert tegelijkertijd de bestaande SAF-productie op tot 500 kiloton – een investering van 240 miljoen euro. Na oplevering van beide projecten produceert de onderneming 1,2 miljoen ton SAF per jaar op de site.

Naast de investeringen in nieuwe installaties gaat Neste ook de oude raffinaderij van Bunge Loders Croklaan ombouwen. Eind 2020 nam Neste deze faciliteiten over. Bunge Loders Croklaan huurt de site nog tot eind dit jaar en begon eind vorig jaar met de bouw van een nieuwe fabriek aan het Noordzeekanaal. Met het vertrek van Bunge Loders Croklaan krijgt Neste een voorbehandelings­installatie, een tankpark, steigers en een pijpleidingverbinding naar het eigen terrein tot haar beschikking. Neste bouwt de installaties die nu nog plantaardige oliën verwerken om, zodat ze geschikt worden voor het omzetten van een steeds complexere afval- en reststoffenstroom. Deze ombouwoperatie moet volgend jaar zijn afgerond.

Beeld 5: Recycling

Verschillende bedrijven werken aan chemische recyclingprocessen voor plastic dat moeilijk mechanisch te recyclen is. Foto: Shutterstock

Verschillende bedrijven werken aan chemische recyclingprocessen voor plastic dat moeilijk mechanisch te recyclen is. Zo startte Pryme begin dit jaar de productie van haar fabriek in Rotterdam op. Deze zet plastic afval via pyrolyse om in grondstoffen voor de productie van nieuwe plastics. De fabriek is ontworpen om 40 kiloton plastic afval per jaar te kunnen verwerken.

In 2025 wil Pryme een soortgelijke maar grotere fabriek bouwen. Het belang voor de industrie blijkt uit het feit dat afnemers van de pyrolyse-olie al in de rij stonden nog voordat de installatie goed en wel was opgestart. LyondellBasell investeerde samen met Infinity Recycling en Invest-NL bijna 13 miljoen euro in Pryme. Het bedrijf wil de pyrolyse-olie gebruiken op haar site in Keulen. Shell wordt echter de primaire afnemer van de pyrolyse-olie. Zij gaat het gebruiken in haar nieuwe upgrader in Moerdijk.

Ook Xycle werkt in de Europoort aan een installatie om niet mechanisch recyclebaar plastic om te zetten in pyrolyse-olie. Het bedrijf wil een fabriek realiseren die 20 kiloton afvalplastic kan recyclen tot 20 miljoen liter pyrolyse-­olie. Het gaat hierbij om maritieme plastics, gemengde en vervuilde kunststoffen en meerlaagse voedselplastics.

Dissolutie-technologie

Obbotec Spex werkt in een pilotinstal­latie bij Plant One aan zogeheten dissolutie-technologie om verschillende afvalplastics (PE en PP) te recyclen. Deze techniek zit als het ware tussen mechanische en chemische recycling in. De polymeren blijven hierbij intact. De reststromen van plastics worden opgelost en vervuilingen wordt door filtratie en wasstappen verwijderd. Dankzij een subsidie van ruim een miljoen euro uit het JTF-fonds, die het eind vorig jaar kreeg toegekend, kan het bedrijf een eerste industriële unit met lijnen van ongeveer tien kiloton per jaar gaan ontwikkelen. Het bedrijf streeft ernaar om dit jaar te beginnen met de bouw van de commerciële demonstratie-unit.

Composieten

De overtreffende trap van moeilijk te recyclen plastics zijn moeilijk te recyclen composietmaterialen. Turbinebladen van windmolens bijvoorbeeld worden gemaakt van vezelversterkte thermohardende composieten. Door de gemengde samenstelling zijn deze materialen moeilijk te recyclen. Circular Recycling Company wil de materialen als grondstof inzetten voor de productie van nieuwe producten. Het bedrijf werkt samen met SIF-group met het oog op de toekomstige recycling van offshore windturbines en heeft plannen voor een recycling­fabriek op de Tweede Maasvlakte.

Batterijen

TES, een wereldspeler gespecialiseerd in het recyclen van batterijen en elektronisch afval, werkt aan een uitbreiding van haar faciliteit in Rotterdam voor de recycling van lithium-ion batterijen uit elektrische voertuigen. TES beschikt over een proces waarbij de grondstoffen die ontstaan bij het recyclen, weer kunnen worden teruggeleverd aan de batterij-industrie. Het gaat hierbij onder andere om kobalt, nikkel en lithium. De onderneming begon met een recyclingcapaciteit van 10 kiloton batterijen. Het bedrijf breidt de capaciteit momenteel uit tot 25 kiloton.

Asbest

De start-up Asbeter wil in Rotterdam een demonstratiefabriek bouwen die 60 kiloton asbestcementen dakplaten gaat verwerken en tegelijkertijd 170.000 ton industriële restzuren neutraliseert. De teruggewonnen materialen zouden weer kunnen worden gebruikt door bijvoorbeeld de cementindustrie. Het bedrijf verkreeg al twee patenten op haar technologie. Eind vorig jaar rondde de startup de basic engineering voor het project af. Als het bedrijf besluit door te gaan met de bouw van de fabriek, zou dat een investering van 60 tot 70 miljoen euro vergen.

Asfalt

REKO besloot in 2022 125 miljoen euro te investeren in een nieuwe thermische reinigingsinstallatie voor het verwerken van asfalt en dakleer op haar site op de Vondelingenplaat in Rotterdam. De installatie kan jaarlijks 1,2 miljoen ton teerhoudend asfalt verwerken en omzetten in nieuw zand en grind. Hiermee kan weer nieuw asfalt en beton worden gemaakt. In het proces worden teerhoudend asfalt en dakleer in een ronddraaiende trommeloven bij temperaturen van duizend graden Celsius gereinigd. Alle in het asfalt aanwezige schadelijke stoffen worden hierdoor volledig verbrand. Met de nieuwe installatie is de totale capaciteit van REKO verdriedubbeld van 600.000 naar 1,8 miljoen ton reststoffen per jaar.

You just read one of our premium articles free of charge

Want full access? Take advantage of our exclusive offer

See the offer