Shell Pernis treft voorbereidingen voor de bouw van een biobrandstoffenfabriek. In een interview met AD vertelt Jos Winsen, directeur van Shell Pernis en Shell Moerdijk, dat hij nog dit jaar rekent op groen licht van de Shell-top voor het project.

In mei stelde Shell Nederland al nieuwe strategische doelen. Voor de lange termijn wil het bedrijf uiterlijk in 2040 enkel nog honderd procent CO2-neutrale energie voor al het wegtransport in Nederland, zowel voor vrachtwagens als personenauto’s. Maar op de korte termijn moet in 2025 minstens twintig procent van de door Shell geleverde energie voor wegverkeer in Nederland CO2-neutraal zijn. Daar zijn verschillende routes voor, en de biobrandstoffenfabriek is daar een van.

Productiecapaciteit

De fabriek gaat brandstoffen maken van biologische (afval)olie. Dit gaat via hydrogenering met waterstof, isomerisatie en destillatie. De maximale productiecapaciteit van de beoogde fabriek is 820.000 ton biobrandstoffen per jaar. Het gaat dan om zogenoemde hydrotreated vegetable oils (HVO), biokerosine en bionafta.

De HVO is vooral bestemd voor de wettelijk verplichte toevoeging van biobrandstof aan diesel voor wegverkeer. Biokerosine is voor de verduurzaming van de luchtvaartsector. En bionafta gaat voorlopig naar de raffinaderij op Pernis. Shell verwacht echter dat de bionafta in de toekomst een grondstof voor de chemische industrie wordt.

Warmte

De warmte die vrijkomt bij het hydrogenerings- en isomerisatieproces wil Shell zoveel mogelijk in het hoofdproces zelf gebruiken om processtromen op te warmen. Het hoogwaardige deel van de restwarmte is geschikt om middendruk stoom te produceren. Deze gaat naar het stoomnetwerk van de raffinaderij om in andere fabrieken op de site te worden gebruikt. Met de rest van de bruikbare warmte wil het bedrijf het ketelvoedingwater voor de waterstofproductie opwarmen.

Verder voorziet Shell de fornuizen in de fabriek van luchtvoorverwarming om het brandstofverbruik te verminderen. En de CO2 die bij het proces vrijkomt, wil het bedrijf afvangen en opslaan in een voormalig gasveld in de Noordzee via het Porthos-project.

Voeding

Voor de voeding van de biobrandstoffenfabriek treft Shell ook al voorbereidingen. Naast de fabriek moet een pre-treatment unit (PTU) komen die de rest- en afvalstromen en oliƫn gaat voorbehandelen. De PTU krijgt een productiecapaciteit van ongeveer 1.100 kiloton voorbehandelde olie per jaar.

De fabriek maakt van allerlei biologische afvalolie een stabiele biogene olie door deze stromen te filtreren, ontgommen en bleken. De filtratie zorgt er eenvoudigweg voor dat er minder vaste stoffen in de oliƫn en vetten zitten. Bij het ontgommen worden onzuiverheden, met name fosfolipiden, verwijderd door de pH van de olie te verlagen en deze te centrifugeren. Het bleken komt neer op adsorptie met bleekaarde, om verontreinigingen, zoals metalen, uit de olie te halen.

Grondstoffen

De voorbehandelingsfabriek gaat verschillende soorten oliƫn en vetten verwerken, zoals gebruikt frituurvet, dierlijk vet, industriƫle en agrarische rest- en afvalproducten. Het is de bedoeling om in de toekomst alleen gebruik te maken van deze producten, maar voorlopig is het nodig deze stromen aan te vullen met andere grondstoffen. Het gaat dan om verschillende plantaardige oliƫn, zoals koolzaad- en sojaolie. Shell heeft er bewust voor gekozen geen gebruik te maken van ruwe palmolie. Het bedrijf gaat de behandelde oliƫn en vetten opslaan in nieuwe tanks op de site in Pernis.