[vc_row][vc_column][vc_column_text]

Het is niet de vraag óf huidig veiligheidsbeleid rond gevaarlijke stoffen onder druk komt te staan, maar wanneer. En voor welke transportmodaliteit. En op welke plek als eerste. Kortom, er is werk aan de winkel om veiligheidsrisico’s als gevolg van de energietransitie in kaart te brengen.

Monique Harmsen[/vc_column_text][vc_empty_space][vc_column_text]De energievoorziening in Nederland gaat veranderen, maar hoe de energietransitie precies vorm krijgt, is nog niet uitgekristalliseerd. Dat geldt ook voor de potentiële risico’s die nieuwe vormen van energie met zich meebrengen. Safety Delta Nederland (SDN), een samenwerkingsverband tussen de Nederlandse (petro)chemische industrie en ketenpartners, wetenschapsinstellingen en de overheid, voert op dit moment een verkenning uit naar de veiligheidsrisico’s van de energietransitie in de chemische industrie.
Zo zal elektriciteit vaker en verregaander worden gebruikt als energiebron in de procesindustrie, bijvoorbeeld als alternatief voor fornuizen die worden gestookt met fossiele brandstoffen. Een andere ontwikkeling is het afvangen van CO2 om dit te gebruiken als grondstof voor het maken van nieuwe chemische producten of als brandstof.
Deze ontwikkelingen met nieuwe technologieën leiden volgens SDN tot nieuwe procesveiligheidsrisico’s en vragen dus ook om nieuwe beheersmaatregelen en veiligheidsstandaarden voor de industrie. ‘Om veilig te kunnen blijven werken, moeten mensen in de industrie leren omgaan met die veranderingen. En dat is niet altijd eenvoudig. Dit vraagt tijd, aandacht en inzet van veiligheidsprofessionals en toezichthouders. Het is belangrijk om in kaart te brengen wat mogelijkheden voor de industrie zijn en hoe risico’s kunnen worden beheerst’, aldus SDN.[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Toenemende volumes

Ook de overheid wil de veiligheidsrisico’s in kaart te brengen om beheersmaatregelen te kunnen nemen. Onder leiding van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat vinden er onderzoeken plaats naar potentiële risico’s in de (petro)chemische industrie, het transport van nieuwe energiedragers, zoals waterstof en ammoniak, en risico’s voor de leefomgeving en voor de gezondheid.
Zo deden TNO, Berenschoten Arcadis in opdracht van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) onderzoek naar de risico’s die verbonden zijn aan de sterk toenemende volumes van waterstof en ammoniak in de energietransitie. De focus ligt op de gevaren van het transport van waterstof en ammoniak.
De onderzoekers stellen dat er op korte termijn behoefte is aan import van hernieuwbare waterstof. Dit gebeurt vooral per schip in de vorm van ammoniak. Een deel van deze ammoniak is bestemd voor de chemieclusters rond de havens van Rotterdam, Amsterdam, North Sea Port en Groningen Seaport. Het overgrote deel wordt echter doorgevoerd naar Chemelot en het Duitse achterland. Ook verwachten ze dat er een onderlinge uitwisseling van waterstof tussen industrieclusters gaat plaatsvinden.[/vc_column_text][vc_empty_space][vc_column_text]Vincent van der Vlies, projectleider Veiligheid, Berenschot:

‘Het is lastig om een exacte voorspelling te doen, maar we gaan naar veel meer transport.’

[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Ammoniakkrakers

Hierdoor zal het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor flink toenemen. ‘Het is lastig om een exacte voorspelling te doen, maar we gaan naar veel meer transport’, zegt Vincent van der Vlies, projectleider van het onderzoek. ‘We hebben het over megatonnen die zullen worden vervoerd door duizenden schepen en tienduizenden wagons.’
Ter vergelijking: in de huidige situatie gaat het om zo’n 250 schepen en 2.000 wagons per jaar die ammoniak vervoeren. Bovendien probeert de overheid sinds een aantal jaren om het transport van ammoniak, met name per spoor, zoveel mogelijk terug te dringen vanwege de veiligheidsrisico’s voor de omgeving. Ammoniak is een giftige en bijtende stof. Bij een ongeval dreigt er in een grote straal direct gevaar voor personen.
Er wordt daarom al gewerkt aan de ontwikkeling van grote ammoniakkrakers, buisleidingen voor waterstof en een ammoniakbuisleiding om in de toekomst grote hoeveelheden waterstof en ammoniak te transporteren. Maar tot deze ammoniakkrakers en buisleidingen er zijn, zal het vervoer via het spoor en het water plaatsvinden.
Het grootste risico van waterstof voor de omgeving is dat het zeer brandbaar en explosief is. In de toekomst zal het vervoer van waterstof op grote schaal gebeuren via een deel van het bestaande aardgasnetwerk van Gasunie, aangevuld met enkele nieuwe trajectdelen. Hydrogen Network Services, een onderdeel van de Gasunie, is bezig een deel van het Nederlandse gasnetwerk geschikt te maken voor waterstof. Het doel is om tegen 2030 alle grote industrieclusters via een ringnetwerk (backbone) met elkaar verbonden te hebben. Voor de veilige opslag van waterstof wordt gebruik gemaakt van een zoutcaverne bij Zuidwending.[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_column_text]

Maatregelen

De onderzoekers concluderen dat het Nederlandse Basisnet voor gevaarlijke stoffen over de weg, binnenwater of het spoor met het toenemende transport van waterstof en ammoniak zwaar onder druk komt te staan. Op sommige routes worden nu al de wettelijke normen van de Wet Vervoer gevaarlijke stoffen overschreden.
Zij roepen de overheid op een duidelijker visie op het veiligheidsvraagstuk te formuleren. Om de veiligheid en toekomstige ontwikkeling te waarborgen moet er in de wet- en regelgeving nu al rekening worden gehouden met veiligheidsaspecten en risicobeperkende maatregelen. Daarmee moet worden voorkomen dat in een later stadium duurdere maatregelen nodig zijn om de veiligheid alsnog te borgen.[/vc_column_text][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column width=”1/6″][vc_empty_space][/vc_column][vc_column width=”2/3″][vc_single_image image=”181109″ img_size=”large”][/vc_column][vc_column width=”1/6″][/vc_column][/vc_row][vc_row][vc_column][vc_empty_space][/vc_column][/vc_row][vc_row full_width=”stretch_row” parallax=”content-moving” css=”.vc_custom_1649703092283{padding-top: 20px !important;padding-right: 20px !important;padding-bottom: 20px !important;padding-left: 20px !important;background-color: #f4e5c3 !important;background-position: center !important;background-repeat: no-repeat !important;background-size: contain !important;border-radius: 2px !important;}”][vc_column][vc_column_text]

LOHC’s

[/vc_column_text][vc_column_text]Naast meer transport van waterstof en ammoniak zullen er ook meer zogenoemde vloeibare organische waterstofdragers (LOHC’s) worden gebruikt. De grootste gemene deler van de LOHC’s is dat het allemaal brandbare vloeistoffen zijn. Onderling verschillen ze sterk in zuiverheid, brandbaarheid, viscositeit, toxiciteit en geur. Zij vallen in een lagere risico-categorie dan waterstof en ammoniak maar ze kunnen wel zeer giftig zijn. Dat kan een brede toepassing in de weg staan.[/vc_column_text][vc_empty_space][vc_column_text]Dit artikel is gepubliceerd in Industrielinqs 2023-02[/vc_column_text][/vc_column][/vc_row]